Federatie Particulier Grondbezit

Meer in detail

Meer in detail

Meer in detail


Nederland raakt enkele eeuwen na de laatste ijstijd, rond 9000 voor Christus, begroeid met bos. De schattingen voor het bosareaal lopen uiteen van 1 tot 3 miljoen hectare, dus een kwart tot driekwart van het grondgebied. Door het landschap trekken groepjes jager-verzamelaars met hun honden. Hun prooien bestaan uit rendieren, paarden, poolvossen en sneeuwhazen. In latere eeuwen verschuift de jacht naar wilde zwijnen, edelherten, otters, bevers, oerrunderen en elanden. Ook plukken onze verre voorouders hazelnoten, bramen en waternoten. Lokaal beginnen ze dennen en berken af te branden om houtteer te maken, waarmee ze bijvoorbeeld vuurstenen pijlpunten op houten staken vastzetten.

Rond 5300 voor Christus vestigen zich de eerste boeren op de Limburgse löss. De Hunebedbouwers - bekend om hun grafmonumenten in Drenthe - vormen de eerste agrarische samenlevingen. Akkerbouw en veeteelt ontstaan op de drogere zandgronden, wat ten koste gaat van het bosareaal. Plaggen gebruiken de boeren voor hutten en brandstof. Hout gebruiken zij voor de bouw, huishoudelijke voorwerpen, gereedschappen en brandstof. Noten, vruchten en ander voedsel voor mens en vee halen zij uit het bos. Schapen leveren vlees en wol. Uit hoog- en laagveen halen ze turf als brandstof. Met bladeren, bosstrooisel en ondergroei bemesten de boeren hun akkers. In de buurt van water ontwikkelt zich visserij. Na de introductie van de honingbij door de Romeinen volgt de imkerij, die honing levert en bijenwas voor kaarsen. Romeinen kappen bossen voor hun pannen- en steenbakkerijen. Boeren trekken met hun runderen, schapen en paarden de bossen in, waardoor bosweides ontstaan.

Vanaf de middeleeuwen verspreidt zich in heel West-Europa de essencultuur op de zandgronden. Deze landbouwvorm leidt tot vruchtbare akkers en verschraling van een groot gebied rondom, vooral heide. Eeuwenlang laten boeren schapen grazen op die woeste grond. Schapenmest in de stallen wordt vermengd met heideplaggen. Boeren bemesten daarmee hun akkers, meestal op hoger gelegen, lemige gronden. Zo ontstaan door ophoging met een gemiddelde snelheid van 1 millimeter per jaar de bolvormige essen. Voor de bemesting van een akker van 1 hectare is 10 tot 20 hectare heide nodig.

meerindetail

Heide in de ochtend. Foto: Pixabay.